Terwijl voor en tegenstanders van windenergie elkaar tot in de rechtszaal bestrijden, bekijkt windexpert Guido Bakema het pragmatisch. “Als duurzame energiebron heeft wind de grootste potentie, tegen de laagste kosten.” EnergieBusiness.nl sprak met hem over zijn nieuwe boek ‘Alles over windenergie’.
Wat zijn de kosten en baten van wind op land en zee, afgezet tegen andere duurzame energiebronnen? “Windenergie is één van de goedkoopste, en dat is al jaren zo”, zegt Guido Bakema, mede-auteur van het boek Alles over Windenergie. “Dat geldt voor wind-op-land, voor wind op zee ligt dat genuanceerder.”
Ir. Guido Bakema (1950) is het grootste deel van zijn werkende leven bezig geweest met windenergie en knutselde in 1984 zijn eerste 500 watt-windmolen in elkaar, met de dynamo van een vrachtwagen.
Hij werkte vanaf 1985 als wetenschappelijk onderzoeker bij het Energieonderzoek Centrum (ECN) in Petten, met duurzame energie als specialisatie. Bakema is mede-oprichter van Kennemerwind, één van de eerste windmolencoöperaties in Nederland. In 1990 stapte hij over naar energiebedrijf IJsselmij (nu RWE).
Wind hoort bij Nederland
Ons land heeft een historie met windenergie. De eerste windmolens in Noordwest-Europa verschenen rond het jaar 1ooo en voor industriële processen vervulde de molen in de Gouden Eeuw een cruciale rol, zoals Bakema en co-auteur Broer Scholtens in hun boek beschrijven. “Rond 1900 draaiden in Nederland 10.000 windmolens, met een geschat mechanisch vermogen van 300 megawatt.” De stoommachine nam de rol van de molens over en op dit moment bestaan nog zo’n duizend historische molens.
"In Nederland is voldoende wind voorradig", zegt Bakema. "Het is ook niet zo gek dat na de oliecrisis in de jaren 70 van de vorige eeuw wind als eerste werd opgepakt."
Al snel daarna ontwikkelde zich een kleinschalige industrie, met vooral Nederland en Denemarken als pioniers en kwamen windturbines op de markt met een vermogen tot 100 kilowatt. In de jaren 90 werden in ons land meer dan 500 windturbines opgesteld, met een vermogen dat tegen het einde van die periode de grens van 1 megawatt per turbine doorbrak.
In totaal stond aan het begin van deze eeuw circa 1.000 megawatt opgesteld. Momenteel worden windturbines gebouwd met een ashoogte van 130 meter en een vermogen tot ruim 7 megawatt.
Energiebesparing voorop
Dertig jaren geleden was windenergie als technologie al behoorlijk ontwikkeld en was het de goedkoopste vorm van duurzame energie. "Geen wonder dat de overheid dat overnam", vertelt Bakema. "Toch stond in milieuplannen energiebesparing altijd als eerste genoemd."
Het Nationale Milieu Beleidsplan (NMP, 1989), het latere NMP+ en het milieu-actieplan van de energiesector (1990) stelden allemaal energiebesparing op de eerste plaats. "Als je wat wilt, dan begin je eerst met besparen en met wat je dan nog nodig hebt, ga je zo efficiënt mogelijk om. Daarna ga je duurzaam opwekken."
Bakema herhaalt nog eens de Trias Energetica. "Dat is de logische volgorde. Je kunt je concentreren op energiebesparing en wachten met duurzaam, maar zo werkt het natuurlijk niet. Je wilt opties voor de toekomst ontwikkelen." Zo is wind – in afwachting van energiebesparing – in relatief korte tijd ontwikkeld tot een volwassen technologie met impact op de transitie naar duurzame opwekking.
Afzetmarkt vergeten
"In de begintijd werd door de overheid daarom vooral ingezet op innovatie van de technologie, met stevige subsidies." De ontwikkeling van steeds grotere turbines werd actief gestimuleerd, maar ondertussen werd vergeten dat daar ook een thuismarkt voor moet zijn. "Er was geen launching customer voor de nieuwe techniek."
Nederland liep op technologisch front al snel voorop, maar door gebrek aan afzet kon de industrie niet groeien. Van de eerste turbines van 1 megawatt zijn maar enkele exemplaren geplaatst, herinnert Bakema zich.
In Denemarken ging het precies andersom. Daar was marktvraag gecreëerd en deed men het met de techniek die toen voorhanden was. En daar ging het ruim 15 jaar geleden mis: "Denemarken heeft de Nederlandse techniek gewoon opgekocht." NEG Micon nam Nedwind over, Lagerwey legde het loodje, en de techniek van Lagerwey verdween naar India. Zonder afzetmarkt geen productiegroei, geen leercurve en geen prijsdaling.
Gepamperd
Vanaf het begin is windenergie gesubsidieerd. Eerst voor de technische ontwikkeling van de turbines zelf, daarna voor de bouw van windparken. In 2003 kwam de MEP-subsidie, de milieukwaliteit elektriciteitsproductie, de voorloper van de huidige subsidieregeling SDE+.
Met de MEP werden de exploitatiekosten gedekt, echter tegen een vaste vergoeding. Bij stijgende elektriciteitsprijzen viel dan enorm veel te verdienen. "Hoe verzin je het zo stom", zegt Bakema. "Achteraf kun je zeggen dat de overheid de industrie eigenlijk te veel gepamperd heeft." Stimulering leidde niet tot efficiëntie en prijsdaling.
De huidige SDE+ dekt alleen het verschil af tussen de berekende productieprijs en de gemiddelde marktprijs voor elektriciteit. Maar ook in de huidige systematiek zitten weeffouten. Voor wind op land is grond nodig en de exploitant van een windpark betaalt daarvoor de grondeigenaar, veelal agrarische bedrijven.
Voor een 7 MW-turbine is een kwart hectare nodig, maar de pacht van die grond levert soms vele malen meer op dan de normale opbrengst. Bakema spreekt van een factor 10 en zelfs meer. "De grondeigenaar mag een goede vergoeding krijgen voor de beschikbaar gestelde grond, maar hoeft er niet een ton aan te verdienen." Deze prikkel voor de grondeigenaar is verwerkt in de basisprijs voor de SDE+.
Redelijk risicovrij
De windindustrie in Europa wordt gedomineerd door grote spelers als Vestas en Enercon, die windturbines geheel in eigen bedrijf produceren en op locatie installeren. Inclusief civiel werk voor de infrastructuur en aansluiting op het elektriciteitsnet.
Deze bedrijven bouwen en onderhouden windparken met langlopende contracten voor de eigenaren, de investeerders, grondeigenaren of energiebedrijven en coöperaties. Eigenaren kunnen rekenen op een gegarandeerde beschikbaarheid van de windturbine en in combinatie met de SDE+ levert dat een overzichtelijk investeringstraject en een interessante businesscase.
Volgens Bakema is investeren in windenergie, met bewezen technologie en een trackrecord voor onderhoud en storing, redelijk risicovrij. "Met een looptijd van 15 jaren en de SDE-subsidie mik je op een rendement van 9 procent." Reden dat steeds meer partijen geïnteresseerd zijn in investering in windenergie, waaronder pensioenfondsen.
Daarnaast kan de kostprijs voor wind nog dalen, door een toename van vollast-uren, maar ook door efficiëntieverbeteringen. "De technologische ontwikkeling is nog lang niet aan z’n eind. Vergelijk huidige turbines met de techniek van auto’s in de jaren 60. Er is nog van alles mogelijk."
De prijs van duurzaam
Met windenergie in Nederland staan we eigenlijk nog maar aan het begin. Met de meest toegepaste windturbines, het “werkpaard” voor de komende jaren zegt Bakema, groeit het geïnstalleerd vermogen met 2 tot 3 MW per stuk, maar de totale capaciteit op land moet nog verdubbeld worden om de doelen te halen. Voor wind op zee gaat het om een vertienvoudiging.
Los van de vraag of en hoe dit gehaald moet worden, weet Bakema één ding: "Turbines zijn groot, ze zijn zichtbaar en ze kunnen hinder geven." Daar wringt de schoen en bij iedere toewijzing van locaties, zowel op land als bij de kust, zijn protesten hoorbaar.
Gedeputeerde van energie Jan Jacob van Dijk (Gelderland) zei vorige week in de Gelderlander: "Mensen moeten wennen aan overlast van windmolens, mestvergisters en andere vormen van energie-opwekking. We zijn decennialang verwend."
Not in my back yard
Bakema haalt de uitspraak aan om een punt te maken. Het vervangen van de centrale en relatief onzichtbare energievoorziening door decentrale duurzame opwekking speelt ons parten. "Er moet rekening gehouden worden met mogelijke hinder, dat is onvermijdelijk. Vraag is welke hinder acceptabel is en wanneer niet."
Hij noemt het nimby-effect (not in my back yard) en de perceptie van hinder als het gaat om geluid, schaduw of de horizon. "Soms zijn protesten terecht, maar vaak ook onterecht en gebaseerd op vooroordelen of een gebrek aan kennis." Het ontbreekt bij burgers en bestuurders aan kennis van de echte feiten, vindt Bakema, één van de redenen voor het schrijven van het boek.
Draagvlak vergroten
Communicatie is de randvoorwaarde voor draagvlak bij bewoners nabij windparken. "Daar gaat het nodige mis", stelt Bakema vast. "Maar als je te vroeg komt met nog niet uitgewerkte plannen, vinden mensen het weer te vaag."
Toch is de groeiende weerstand onder burgers tegen de rechtlijnige structuurvisie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de weinig buigzame houding van Economische Zaken bij monde van minister Kamp, goed te begrijpen. De website van de Nederlandse Vereniging Omwonenden Windturbines doet daar regelmatig verslag van.
Deze vereniging lijkt van mening te zijn dat iedereen moet profiteren; het eerlijk delen van lusten en lasten. Participatie immers kan draagvlak vergroten. Bakema vindt dat prima. "Er is goed geld mee te verdienen, maar het is wel gewoon business. Wil je meedoen, dan moet je ook bereid zijn te investeren."
Wind als tussenstap
De vraag of ‘we’ de windenergie zijn ingerommeld, is deels beantwoord. Ja, met wind is goed geld te verdienen en volgens Bakema kent de turbinefabrikant de subsidieregelingen beter dan enig ander. Er zijn er nog genoeg weeffouten die investeerders en grondeigenaren gunstig in de kaart spelen.
Windenergie geldt als goedkoopste en past daarmee in het overheidsbeleid dat bevordert dat de duurzame energie doelen tegen de laagste kosten worden gehaald, ook al worden daarmee andere duurzame bronnen gediscrimineerd.
Daar staat tegenover dat windenergie een bewezen technologie is voor het duurzaam opwekken van elektriciteit en dat de kosten daarvoor nog verder zullen dalen, zowel op land als op zee.
"Windenergie is waarschijnlijk niet de uiteindelijke oplossing", zegt Bakema. "Maar voor de transitie naar hernieuwbaar moeten we alles uit de kast halen. En erop vertrouwen dat we iets uitvinden dat beter werkt." Maar voorlopig is wind de beste "transitiebrandstof".
Lees ook op Energiebusiness.nl
De weg is vrij voor stopcontacten op zee
Zonnepark Ameland voorziet alle inwoners van stroom
4 toekomstscenario’s voor oliesector: doem, droom, wens en vrees
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl